Alles word je niet vanzelf – zeker niet als vrouw

‘Waarom ben jij eigenlijk mijn mama, mama?’ Deze vraag stelde mijn dochter deze week ineens toen ik haar naar bed bracht. ‘En waarom ben ik ik?’

Ik moest lachen, want ik kende de vragen van toen ik net zo oud was. Ik zie me nog zitten in onze woonkamer vroeger, op de leuning van de grote grijze fauteuil, in stille verwondering over het fenomeen leven. Wie ben ik? Waarom woon ik hier en niet in dat land waar de kindjes doodgaan van de honger? Waarom gaan we überhaupt dood? Best fundamentele vragen als je acht jaar oud bent.

Ik antwoordde eerlijk dat ik het ook niet wist, maar wilde het momentum niet zomaar voorbij laten gaan. Ik heb zelf altijd het gevoel dat ik de nodige afslagen heb gemist in het leven omdat ik nooit verder keek dan de dag van vandaag. Ik gun mijn dochter een doordachtere toekomst, dus ik gooide er maar een cliché tegenaan: het gaat er niet zozeer om dat je doodgaat, lieverd, maar dat je leeft.

Dat is best fundamentele onzin als je acht jaar oud bent, dus mijn dochter keek me wazig aan. ‘Ik bedoel’, zei ik maar snel, ‘je kunt alles worden wat je wilt.’

‘Alles?’

‘Alles. President, astronaut, juf, jongen, gelukkig. Maar’, benadrukte ik streng, ‘dat word je allemaal niet vanzelf.’

Zeker niet als vrouw, dacht ik er stilletjes achteraan.

Een jaar geleden had ik dat nooit gedacht. Ik had bij deze krant wel het idee geopperd een column te schrijven over de verschuivende man-vrouwverhoudingen, maar achteraf bezien had ik geen flauw benul hoe die verhoudingen precies lagen, laat staan waar ze heen gingen. Ik weet nog dat een collega mij feliciteerde met mijn ‘diversiteitscolumn’, maar mij ook bedenkelijk aankeek. ‘Kun je daar dan elke week iets over schrijven?’ ‘Ja hoor’, lachte ik, ‘geen probleem.’ Ik mag dan misschien niet verder kijken dan de dag van vandaag, ik ben ook optimistisch ingesteld. Maar stiekem zat ik hem toch een beetje te knijpen.

‘Het gaat niet alleen om hoeveel vrouwen er aan de top zijn, maar ook om het aantal vrouwen in de lagen daaronder.’

Nu ben ik 52 columns verder, heeft mijn bureau zich overladen met reacties, boeken, uitnodigingen, onderzoeksresultaten en indexen en heb ik talloze mensen gesproken, vrouwen en mannen, zakenlieden, politici en wetenschappers, consultants in binnen- en buitenland, feministen en anti-feministen en is alles anders.

Ik heb allereerst veel geleerd over die man-vrouwverhoudingen. Niet alleen in het bedrijfsleven, maar ook in de politiek en onze maatschappij, voor zover deze nog te scheiden zijn van elkaar. Ik heb geleerd dat het thema veel groter en complexer is dan ik aanvankelijk dacht. Het gaat niet alleen om hoeveel vrouwen er aan de top zijn, maar ook om het aantal vrouwen in de lagen daaronder. Het gaat niet alleen om het Nederlandse kampioenschap deeltijdwerken, maar ook om een moederschapsideologie die diep is verankerd in onze cultuur. Het gaat niet alleen om macht, het gaat ook om percepties, vooroordelen en patronen die ons allemaal in de greep houden. Het gaat niet alleen om vrouwen, het gaat ook om mannen. Zoals de Belgische vicepremier Alexander de Croo mij zei gaat feminisme om gelijke kansen voor vrouwen én mannen, dus het is ook een mannenzaak. ‘Maar’, zei Jan Bout van Royal Haskoning DHV ook, ‘onderschat de weerzin bij mannen niet.’ Vrouwen is gewoon gedoe. Het was een vrouw – Caroline Princen – die dat laatste tegen me zei.

Al dat gedoe heeft al wel een hoop opgeleverd. Alleen al afgelopen jaar zijn er mijlpalen, groot en klein, gepasseerd. Er zijn veel vrouwen bij gekomen in topposities. Dat is bemoedigend. Maar tegelijkertijd is het ontluisterend te zien hoe langzaam dat gaat. Even schokkend is het oprukkende conservatisme dat vrouwen lijkt te willen reduceren tot een wandelende baarmoeder over wie mannen mogen beslissen. Dat is niet eens een ver-van-ons-bed-show – dat gebeurt in Polen, in Hongarije, in het hoofd van Thierry Baudet.

Onverdeeld optimistisch ben ik niet meer. Op mijn ene schouder zit nu Karl Marx. Sociale vooruitgang, fluistert hij af en toe in mijn oor, kun je afmeten aan de sociale positie van de vrouw. Op mijn andere schouder zit Margaret Atwood dan te gniffelen. Sociale achteruitgang ook, waarschuwt zij.

Maar ik kijk vooruit, eindelijk. Ik moet wel, want mijn dochter moet nog alles worden wat ze wil. En dat gaat niet vanzelf.

Deze column verscheen op 14-09-2019 in het Financieele Dagblad

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s