In dit rare coroniale tijdperk worden we geconfronteerd met onze diepste angst. De angst om alleen te zijn. We kunnen niet meer shoppen, niet de kroeg in, niet naar vrienden, we kunnen er niet meer omheen. Ik heb single vriendinnen die zich deze dagen daadwerkelijk alleen voelen, ik heb een dove schoonovergrootmoeder die altijd al alleen was en nu nog meer, en zelf woon ik weliswaar met drie huisgenoten, maar de wereld trekt aan me voorbij en straks blijf ik alleen achter.
Zelfs internet biedt geen afleiding. Of juíst. Want Facebook, Twitter, Linkedin, Instagram, ze zorgen niet alleen voor verveling – de zoveelste twitterrel, de zoveelste coronathuiswerktip, de zoveelste influencer die online mediteert voor de goegemeente – ze zorgen er ook voor dat we nog meer vervreemd van onszelf raken.
Dat schrijft Paul Verhaeghe in het boek Intimiteit, waarover ik vorig jaar een essay schreef voor Vrij Nederland. “Aan de digitale wereld ligt een ideologie ten grondslag die groter en dwingender is dan ooit tevoren: de norm van kapitalisme, waarin het recht van de sterkste geldt en succes, status en spullen de graadmeter zijn voor onze identiteit.” Nu we gedwongen alleen zijn, al dan niet met onze huisgenoten om ons heen, is het meer dan ooit nodig om onszelf weer te vinden en daar een beetje blij mee te zijn. Daarom: mijn essay in de reprise.
1.
Laatst was ik in Venetië. Ik was er nog nooit geweest en viel van de ene betovering in de andere. Die oude stenen bruggen, de scheve huizen, die smalle klinkerstraten, en al die grachtjes, de een nog lieflijker dan de ander. Dat deze stad leeft en functioneert, ik kon het bijna niet geloven. Het was of ik rondwandelde in een achttiende-eeuws tableau, ware het niet dat ik steeds weer ruw met beide benen in de eenentwintigste eeuw werd gezet. Je kon namelijk geen brug of campo op, of daar stonden ze met z’n allen. Toeristen. Daar klaagt iedereen over die naar Venetië gaat – al sinds 1876, schijnt het. Maar toen was er nog geen smartphone. Nu wel. En die lijkt vergroeid met het moderne toerisme.
Moderne reizigers kijken namelijk niet om zich heen, ze kijken op hun smartphone. Naar zichzelf, lijkt het. Ze stoppen om de haverklap om te poseren, hetzij voor een selfie, hetzij voor een fotosessie waarvoor iedereen moet wijken. Dat poseren gebeurt lang, uitgebreid en vrijwel identiek, dat wil zeggen met de lippen getuit, tieten naar voren en billen naar achteren als het vrouwen zijn, en dat zijn de meesten. Sommigen doen er zelfs hun jas voor uit, weer of geen weer.
Na een stuk of tig foto’s vindt er een evaluatie plaats, al dan niet gevolgd door nog een sessie met volstrekt dezelfde pose. Ik kon mijn ogen er niet van afhouden. En ik dacht aan hoe de foto’s op Instagram zouden komen, tussen de selfies in de badkamerspiegel en de sportschool: voorzien van een filter dat de lippen nog voller maakt, de huid gladder, en de stad onzichtbaarder.
Venice, baby!
WIJ ZIJN IN CRISIS
De wereld is in crisis. Of liever: wij zijn in crisis. Los van alle apocalyptische problemen die de wereld gijzelen, is er een diepere, sluipende crisis gaande in onszelf. We raken in hoge mate vervreemd van onszelf, en van wie we zouden kunnen zijn. Dat schrijft Paul Verhaeghe in zijn nieuwste boek Intimiteit.
Verhaeghe is een bekende Vlaamse psychoanalyticus en hoogleraar klinische psychologie aan de Universiteit van Gent. Eerder schreef hij onder meer het boek Identiteit, waarin hij beargumenteerde dat wie wij zijn niet vastligt, maar continu wordt beïnvloed door de samenleving waarin we leven.
Seks kan heel goed zonder intimiteit, en vice versa. Intimiteit gaat om verbondenheid.
In dit nieuwe boek gaat hij nog een stap verder en onderzoekt hij onze intieme relaties.
Bij intieme relaties denken we automatisch aan seks. Maar seks en intimiteit zijn niet hetzelfde. Denk maar eens aan die dronken onenightstands die de revue zijn gepasseerd. Waren die zo intiem? Seks kan heel goed zonder intimiteit, en vice versa. Intimiteit gaat om verbondenheid. Om echt contact. Ons vermogen daartoe staat onder druk, zegt Verhaeghe, en dat heeft alles te maken met onze smartphone. Niet zozeer omdat we minder in staat zijn tot verbinding met een ander, maar omdat we allereerst vervreemd raken van onszelf.
2.
Op het vliegveld van New York staan tegenwoordig tafeltjes met iPads erop. Twee iPads, rug aan rug in het midden van een tweepersoonstafel, zodat een man en een vrouw tegenover elkaar zitten en naar een scherm kunnen staren in plaats van in elkaars ogen. Ik speur alle tafeltjes af naar eentje zonder zo’n ding, maar kan er geen vinden.
Ik ga maar aan de bar zitten, een chique, brede bar met hoge barkrukken netjes naast elkaar in het gelid. Ze zitten vast aan de grond, dus ik moet wel recht tegenover een iPad plaatsnemen. Die blijkt ook vastgeschroefd op de bar, netjes in het gelid, bij elke barkruk één. Als ik wil bestellen, wijst de barman naar de iPad. Die dient onder meer om te bestellen, te betalen en je kan er ook mee op internet. Ik eet drie gangen zonder iets te hoeven zeggen, alleen dankjewel. Af en toe kijk ik om naar de man en vrouw die tegenover elkaar zitten. Ze zouden mijn ouders kunnen zijn. En toch lijken ze volmaakt senang met dat scherm tussen hen in.
ZIELIGE EMOJI
Er zijn al veel boeken geschreven over de funeste neveneffecten van technologische vooruitgang. Over hoe iPads onze kinderen verpesten en smartphones onze nachtrust. Oud-bazen van Apple en Google waarschuwen ons voor de gevaren van schermverslaving en Silicon Valley-goeroe Jaron Lanier trekt tegenwoordig de wereld rond om te vertellen hoe sociale media ons leven ruïneren. Volgens Sherry Turkle, ooit op de cover van Wired als topvrouw in tech en nu internetcriticus bij het MIT, communiceren we steeds slechter in real life omdat we dat niet meer kunnen zonder om de paar minuten op onze telefoon te kijken.
Je hoeft maar één blik op Twitter of Facebook te werpen om te weten dat de digitale wereld juist bol staat van de intimiteit.
Al deze analyses gaan uit van de gedachte dat de opmars van digitale communicatie hand in hand gaat met een afname van intimiteit. Online chatten is niet hetzelfde als een tête-à-tête, en als je op je telefoon zit, zit je niet in het moment. Het probleem met deze gedachte is dat ze niet strookt met de werkelijkheid. Je hoeft maar één blik op Twitter of Facebook te werpen om te weten dat de digitale wereld juist bol staat van de intimiteit. Net nog zag ik een tweet voorbijkomen van ene Sander. Zijn moeder is zojuist op 85-jarige leeftijd overleden. Ik heb geen idee wie zijn moeder was, noch wie deze Sander is en waarom ik hem volg, maar toch weet ik nu dat hij verdrietig is (want zielige emoji) en ten minste een halve wees.
We delen niet alleen hoogtepunten als bruiloften en vette festivals met elkaar, maar tegenwoordig ook ruimhartig onze dieptepunten – en zelfs onze niksige momenten. Een vriendin van mij, moeder van twee twintigers, vertelde me dat haar dochters klaar zijn met de perfecte beelden. Ze posten nu juist plaatjes van onvolmaakte momenten op Instagram.
Dat doen er meer, er is zelfs een hashtag voor: #imperfect. In Instagramtaal betekent dat schijnbaar vooral veel selfies van vrouwen in ondergoed die vinden dat ze te dik zijn, maar er klaar mee zijn om zich daar druk om te maken. Oh no! reageert de goegemeente, you’re beautiful!!! (emoji’s met hartjes) Eentje wijst op de kleine stap die nodig is van imperfectie naar perfectie, je hoeft alleen een apostrof tussen de eerste twee letters te zetten: i’mperfect.
Nobody is perfect, had ik vroeger op mijn schooltas geschreven, and I’m nobody. Dat vond ik grappig. Maar deze vrouwen maken geen grapje. Ze leven in een wereld waarin perfectie de norm is geworden en aan alle kanten zichtbaar, zo dwingend dat er weinig ruimte lijkt om open en eerlijk te falen. Hun schijnbare onvolmaaktheid is niets anders dan een streven naar authenticiteit in een wereld waarin schone schijn de boventoon voert. Ironisch genoeg komt het alleen des te minder authentiek over als iedereen hetzelfde doet, en dat ook nog eens op Instagram zet waar hengelen naar likes de belangrijkste bezigheid is.
Net zoals een overvloed aan porno niet betekent dat we in een erotische cultuur leven, schrijft Paul Verhaeghe, betekent een overvloed aan emoties niet dat we een betere afstemming hebben op ons lichaam. Die hebben we juist niet.
3.
‘Misschien heb ik het mis,’ zei Zadie Smith toen ik haar eens interviewde, ‘maar jonge vrouwen lijken erg toegewijd aan het uitdragen van hun vrouwelijkheid, op een manier die mijn generatie niet kent. Al die Kardashian-meisjes die selfies nemen van zichzelf in hun ondergoed. Dat was ondenkbaar voor meisjes van mijn generatie. Ik begrijp ook niet wat de bedoeling ervan is, willen ze dan echt dat iedereen naar hen kijkt in hun ondergoed?’
Net zoals een overvloed aan porno niet betekent dat we in een erotische cultuur leven, betekent een overvloed aan emoties niet dat we een betere afstemming hebben op ons lichaam.
Tja, zei ik, ze leven in een beeldcultuur waarin schoonheid steeds belangrijker is geworden. Dat blijkt ook uit onderzoek, zowel voor mannen als voor vrouwen is het steeds belangrijker geworden om mooi te zijn. Voor mannen betekent dat dat ze vooral gespierd moeten zijn, voor vrouwen dat ze eruit moeten zien als Victoria’s Secret Angels. Het schoonheidsideaal voor mannen is al sinds de Grieken onveranderd, maar voor vrouwen is het geëvolueerd tot een stoeipoes met size zero. Misschien, opperde ik, internaliseren die vrouwen op Instagram wel die verwachtingen?
‘Right,’ zei Zadie Smith. ‘Maar ik kan me niet voorstellen dat het een vrolijke ochtend is als je wakker wordt met de gedachte: weet je wat, ik draag alleen wat ondergoed en ik laat dat aan vier miljoen mensen zien. Dat lijkt me juist eerder een trieste dag. Het lijkt me ook nogal schadelijk, eigenlijk.’
Sociale media kunnen het zelfbeeld van een vrouw negatief beïnvloeden, blijkt uit recent onderzoek van de universiteit van South Wales. Vrouwen die langer dan een uur per dag op Facebook, Instagram of Pinterest zitten, zijn ongelukkiger met hun lichaam dan vrouwen die minder tijd op deze media doorbrengen. Het is echter de vraag wat eerder kwam. De nefaste invloed van sociale media, of het negatieve zelfbeeld.
ABSTRACTE ANDEREN
Ons zelfbeeld, schrijft Paul Verhaeghe, begint in de vroege kinderjaren, wanneer we leren wat we voelen en wie we zijn omdat een liefdevolle ander dat ons telkens opnieuw voorspiegelt. Gebeurt dit goed, dan is de kans groot dat je je ontplooit als een volwassene met voldoende zelfvertrouwen en het vermogen om naar je lijf en intuïtie te luisteren. Maar andersom geldt helaas hetzelfde: wanneer een veilige omgeving met liefdevolle spiegeling ontbreekt in de kinderjaren, is het later ontzettend moeilijk om af te stemmen op je eigen lichaam.
En zo’n omgeving ontbreekt nogal eens, in meer of mindere mate. Niet eens per se omdat ouders hun kinderen verwaarlozen of kwaad in de zin hebben, maar omdat het nogal nauw luistert met die veiligheid. ‘Een verkeerde zelfkennis en laag zelfbeeld ontwikkelen zich eveneens in schijnbaar normale gezinnen waar kleuters wordt geleerd hun eigen emoties te ontkennen,’ schrijft Verhaeghe. Hij doelt hierbij vooral op jongens. Vooral voor hen speelt de mate waarin ze emotionele zelfexpressie hebben geleerd een bepalende rol in hun ontwikkeling en gezondheid.
Of liever: de mate waarin ze dat níét hebben geleerd. Want jongens blijken nog altijd minder dan meisjes te worden opgevoed met het idee dat het goed is om over hun gevoelens te praten. Meisjes worden dan weer meer dan jongens opgevoed met het idee dat ze mooi moeten zijn. Onbewust en ongewild geven veel ouders die boodschap al jong aan hun kroost mee, alleen al door de barbies en jurkjes en complimentjes die ze hun dochters geven en de auto’s en hijskranen en ‘boks’ voor hun zonen. En doen zij dat niet, dan doet de omgeving dat wel.
De omgeving waarin we opgroeien en leven is na onze ouders het meest bepalend voor ons zelfbeeld, schrijft Verhaeghe. Dan heeft hij het over school, vriendjes, broers en zussen en andere familieleden. Concrete anderen, noemt hij die. Dan zijn er ook nog abstracte anderen, ook wel de abstracte Ander, en dat is de sociaal-culturele omgeving waarin we opgroeien. Zonder dat we het doorhebben, wordt onze identiteit grotendeels ingevuld door al deze anderen. De interacties tussen jou en anderen, ruimer tussen jou en de Ander, bepalen niet alleen de toegang die je verwerft tot jezelf en wat je drijft, ze bepalen ook simpelweg wie je bent. Je identiteit wordt voor een groot deel ingevuld door de verwachtingen van anderen en de bijbehorende beelden waarmee je je identificeert of waartegen je je afzet. De sleutel voor een goed leven, zegt Verhaeghe, ligt daar. Want de verhoudingen die we met al deze anderen hebben, zijn bepalend voor de intieme verhouding die we ontwikkelen met onszelf en ons lichaam.
4.
Vroeger was de abstracte Ander vrij overzichtelijk. Het was de kerk waartoe je behoorde, de zuil, in bredere zin de maatschappij voor zover je die meekreeg uit de krant of het Journaal. De films die je zag in de bioscoop, de programma’s op tv. Van al die invloeden ging een min of meer dwingende moraal uit, zeker toen er nog geen seksuele revolutie was geweest die de normen voor mannen en vooral voor vrouwen opschudde.
Maar de huidige onvrijheid, schrijft Verhaeghe, is veel nijpender. De abstracte Ander is de digitale wereld geworden, waaraan een ideologie ten grondslag ligt die groter en dwingender is dan ooit tevoren: de norm van kapitalisme, waarin het recht van de sterkste geldt en succes, status en spullen de graadmeter zijn voor onze identiteit. ‘Een economische ideologie legt ons een nauwelijks zichtbaar, maar zeer dwingend keurslijf op. Hierdoor raken wij in het Westen vervreemd van onszelf, op een schaal die we nooit hadden kunnen voorzien.’
Het huidige keurslijf is het leven zelf geworden. Verhaeghe betoogt hiermee iets wat zo herkenbaar is om te lezen dat het bijna een troost is dat iemand het opschrijft, ware het niet dat het zo beangstigend is. De manier waarop we ons leven moeten leiden, zelfs wie we moeten zijn, wordt meer en meer gestuurd door een anoniem en digitaal gestuurd systeem van reclame en sociale media, van bedrijven die ons uitnodigen ‘onszelf’ te zijn en ons intussen opzadelen met allerhande producten die we niet nodig hebben, allerhande vormen van ontspanning die we niet zelf hebben bedacht, een onzichtbare druk om nóg harder te werken om nóg succesvoller te zijn.
We hebben niet eens door dat we worden gestuurd door verwachtingen die ons worden opgelegd door een digitale en commerciële buitenwereld – dat maakt de ideologische vervreemding zo duivels en complex. Ze is niet tastbaar, niet vastomlijnd. Ze is verweven in de beelden die ons dagelijks bestormen, in de perfectie die ons wordt beloofd door reclame, de normen die we direct en indirect meekrijgen van de media. We volgen braaf alle sporen naar het beloofde land, want we willen perfect zijn in de ogen van anderen – de anderen die we zien op Facebook en Instagram met hun schijnbaar perfecte levens, maar ook die betekenisvolle ander die naast ons in bed ligt.
Op een dag sta je voor de spiegel en herken je jezelf niet meer, alsof je iemand anders bent geworden.
Iedereen, zegt Verhaeghe, is onze rechter geworden, een onzichtbare Ander die ons beoordeelt. Maar, schrijft hij, ‘intimiteit wordt zeer moeilijk als elke ander een potentiële rechter is.’ En zo zetten we zelfs in onze intiemste relaties een masker op, dat we bijgevolg nog maar moeilijk kunnen afzetten.
Het is te makkelijk om de digitale revolutie hierbij als oorzaak aan te wijzen, ze is slechts een facilitator. De echte oorzaak is het alomtegenwoordige concurrentieprincipe dat floreert op onze onzekerheid – onze wezenlijke onzekerheid, de angst om uit het nest gegooid te worden als we niet goed genoeg blijken. ‘Voor jou tien anderen’ is het motto van die angst. En dat werkt misschien goed op de werkvloer, waar het je scherp houdt en op je qui-vive. Maar in onze privélevens is het een funeste gedachte, die, als we niet oppassen, marionetten van ons maakt aan de touwtjes van perfectie.
5.
De ziekte van deze tijd heet stress. Je hoeft maar aan iemand te vragen hoe het gaat, en hij of zij antwoordt: druk. Burn-out-klachten nemen in rap tempo toe, vooral onder jonge vrouwen tussen de 25 en 35. De verklaring die onderzoekers hiervoor geven, is dat millennials hoge eisen aan zichzelf stellen en vrouwen des te meer. Volgens een nieuwe Belgische studie blijkt dat de generatie die na hen komt, de zogenoemde generatie Z die nu 8-23 jaar is, er zo mogelijk nog vatbaarder voor is. Er wordt zelfs al gesproken van burn-out-boomers. Onderzoek in Nederland wijst ook uit dat een op de vier studenten in het hoger onderwijs kampt met burn-out-klachten die leiden tot emotionele uitputting. Velen van hen geven aan dat prestatiedruk een belangrijke factor is.
Ons lichaam geeft talloze signalen wanneer we het voorbij hollen. Maar de ironie wil dat je die niet voelt als je vervreemd bent van jezelf en dus niet bent afgestemd op dat lichaam. Dan, schrijft Verhaeghe, sta je op een dag voor de spiegel en herken je jezelf niet meer, alsof je iemand anders bent geworden.
EEN SLECHT LEVEN
Nog niet zo gek lang geleden stond ik precies zo voor de spiegel. De vrouw die ik zag, had alles wat haar hartje begeerde: een gelukkige, prachtige dochter, een grote liefde, eindelijk een fijn thuis, succes. Het was míjn hart dat al die dingen begeerde, mijn hart dat zou moeten dansen van vreugde nu mijn leven zo compleet was. Maar ik voelde niets. Alleen een intense moeheid, en een verlangen naar de dag waarop ik dat felbegeerde leven nu gewoon eens zou kunnen gaan leven. Een verlangen ook naar alleen zijn. Ik voel me zelden nog alleen, zelfs niet als ik alleen ben. De buitenwereld is altijd slechts een pincode verwijderd, met mails, virtuele knuffels en kus-smileys, met likes en haattweets, met beelden van perfectere vrouwen dan ik, berichten van geslaagdere levens dan het mijne, sporen naar het beloofde land.
De vlucht is nogal verneukeratief, als existentiële eenzaamheid het alternatief is.
Een slecht leven, zegt Verhaeghe, is het gevolg van een gebrek aan mate. Niet alleen qua eten, drank, drugs, seks. Het tekort aan zelfbeheersing geldt evenzeer voor wie veel te hard werkt, veel te hard sport, veel te ‘gezond’ eet. Het wordt steeds moeilijker om te matigen, omdat ons hele leven in het teken van competitie is komen te staan. Niet alleen op ons werk, maar ook thuis achter de voordeur. We zijn een product dat we zelf aan de man moeten brengen, in voortdurende competitie met anderen in een omgeving waarin alleen zichtbaar succes telt, af te meten aan het aantal duimpjes en ‘vrienden’ op Facebook. Naast de alomtegenwoordigheid van de competitie, is er de versnelde dwang tot steeds meer. Je bent nooit mooi, sportief of hip genoeg. Geen wonder dat we massaal uitgeput raken. Onze uitputting is niet zozeer fysiek, ze is mentaal. We laten onszelf gewoon massaal in de steek.
6.
De voorwaarde voor intimiteit, schrijft Verhaeghe, is alleen kunnen zijn. Alleen, met de ander die je zelf bent. Het is een variant op een principe dat inmiddels cliché is in de liefde, maar daarom niet minder waar: alleen wanneer je van jezelf houdt, kun je van een ander houden. Alleen als je samen kunt zijn met jezelf, kun je samen zijn met iemand anders. Maar ook, denk ik, simpelweg gelukkig worden. Los van de liefde.
Ik interviewde een keer Jennifer Egan. Zij wist, vertelde ze me, dat ze schrijver wilde worden toen ze na haar middelbare school ging backpacken door Europa. ‘Dat was in die tijd niet zo gebruikelijk als nu. Maar ik dacht ineens: ik moet er een jaar tussenuit.’ In Europa was ze alleen, meer alleen dan ze ooit was geweest. ‘Het waren de jaren tachtig – er was nog geen internet, geen smartphone. Ik was eenzaam. En dat voelde ongemakkelijk. Ik was een twintiger en werd geconfronteerd met dingen van mezelf die ik nog nooit had ontdekt. Dat was ontzettend leerzaam.’ Nu kon ze nog weleens melancholiek worden als ze daaraan terugdacht. ‘Die eenzaamheid hebben we nodig als mensen, denk ik.’
Dat denk ik ook. Ze is misschien niet fijn, daarom ontvluchten we die ook zo vaak nu dat kan. Maar die vlucht is nogal verneukeratief, als existentiële eenzaamheid het alternatief is.
GEMASKERD BAL
Het was eind december toen ik naar Venetië ging. Ik vierde er de jaarwisseling met een gemaskerd bal. Iedereen zag er prachtig uit. Er waren kostuums, pruiken, veren, er waren goede vrienden die ik niet eens herkende. Er was glamour, glans, er was magie. Om twaalf uur gingen de maskers af. Toen pas besefte ik hoe knellend mijn masker was geweest, en hoe vrij ik me voelde zonder.
Het was leuk om een masker te dragen, daar niet van. Ik voelde me mooi, sexy want mysterieus, toen ik in de spiegel keek zag ik daadwerkelijk een andere vrouw, een vrouw die geheimzinnig was, omfloerst, dingen die ik niet ben. Maar toen ik het afzette, kon ik weer lachen zonder mijn wangen te bezeren en dansen zonder bang te zijn dat mijn veren eraf zouden vallen. We waren allemaal weer onze gewone, ongemaskerde zelf en dat was ontnuchterend, maar dat gaf niet.
We kunnen ons beter vrij voelen dan mooi, bedacht ik. Zeker toen ik aan de praat raakte met een vrouw van tegen de vijftig, die me bekende dat ze zo’n moeite had met ouder worden. Ik vond haar prachtig, maar zelf vond ze zich dik worden en rimpelig. Ze was het altijd gewend om een stuk te zijn, en nu was ze dat in haar ogen niet meer. Dat was wennen, zei ze, ze wist niet zo goed wie ze nu dan moest zijn. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik kon wel zeggen dat ze nog steeds mooi was, en zo veel andere dingen dan dat, en dat de oppervlakkige blik van anderen bovendien niet belangrijk is. Maar dat wist ze zelf ook wel. En ik zou liegen als ik niet zei dat ik alles herkende wat ze voelde – de angst om niet meer iemand te zijn omdat je niet mooi genoeg bent, niet slank genoeg, niet vrouw genoeg. In plaats daarvan zweeg ik. En ik nam me één ding voor: ik ga dit jaar vaker alleen proberen te zijn.
Dit essay verscheen op 12 januari 2019 in Vrij Nederland
English translation ?
LikeLiked by 1 person
🤗🥂
>
LikeLike