Nu het niet meer om brute kracht draait

Waarom is Sfinx er? Het was de eerste vraag die Robbert Meijntjes van schrijverspodium Frontaal in Rotterdam mij vroeg toen ik daar met Jan van Mersbergen en Thomas Heerma van Voss zat om over onze nieuwe essaybundel over mannen te praten. Ik antwoordde iets over de noodzaak om ook eens naar mannen om te kijken, want die worden achteloos in een eenduidige mal van mannelijkheid geduwd waar ze misschien helemaal niet in passen, en zou de wereld niet een mooiere plek worden als iedereen zich vrij voelde om te worden wie hij of zij was?

Het echte antwoord was langer. Ik gaf het donderdag bij de presentatie van Sfinx in Spui 25 in Amsterdam, en geef het hier, voor al wie zich afvraagt waarom er na een bundel over ‘de’ vrouw nu ook een bundel over ‘de’ man moest komen.

*

In een vorig leven werkte ik op de redactie van modemagazine Elle. Naast ons op dezelfde verdieping huisde de redactie van Quote. Het was een tijd waarin binair nog geen woord was, laat staan een probleem, en stereotypen nog onbekommerd werden uitgevent. Onze redactie werd bevolkt door uitsluitend vrouwen en op vormgeving een enkele man met schijnbaar non-existente seksuele geaardheid, die er geen been in zag dat het de godganse dag ging over jurken, rokken, hakken, tassen, botox, Louis Vuitton en George Clooney. De redactie van Quote, slechts door een deur gescheiden van de onze, werd bemand door Jort Kelder en klonen van Jort Kelder: mannetjes met bretels, iets te hoog opgetrokken broeken en iets te grote bek. Waar het bij hen de godganse dag over ging, laat zich raden. Zoals de pagina’s van Elle grotendeels werden gevuld met modeshoots, beautytips en interviews met actrices die vertelden hoe ze zo slank bleven en hoe ze hun carrière combineerden met hun kinderen, werden de pagina’s van Quote gevuld met verhalen over rijkaards en hoe ze zo rijk geworden waren, over rondborstige vlammen en dure scheidingen, over Bentleys en luxe jachten.

Zoals dat ging in binaire tijden, kruisten onze redacties elkaar regelmatig om te borrelen. Vrijdagmiddag, het begin van de lente, het einde van een vergadering, er was altijd wel een aanleiding te verzinnen voor de Quote-mannen om hun hoofd om de deur te steken bij de Elle-vrouwen om te kijken of er zin was in drank en aanverwanten. In mijn herinnering althans was ook hier de stereotypering troef: de mannen namen het initiatief, wij vrouwen zeiden misschien en schoten de wc in om nog gauw even wat haarspray in het haar te spuiten en de lippen te stiften.

De Quote-mannen schreven over belangrijke zaken, en dat kon kloppen, want ze waren zelf ook belangrijk

Eén van die borrels herinner ik me nog goed. Het was op de Quote-burelen, waar ze eigenlijk nog aan het vergaderen waren, maar Jort vond het leuk om wat vrouwelijk perspectief erbij te hebben en vroeg ons Elle-vrouwen erbij. Ik weet niet meer waarover de vergadering ging noch wat ons perspectief was en of we dat überhaupt over de bühne kregen – in mijn herinnering was vooral Jort aan het woord – maar ik weet nog wel dat een van zijn klonen opeens opmerkte dat het toch raar was. Wij Elle-vrouwen schreven over schoonheid, maar we waren zelf niet allemaal mooi. Ik keek eens naar zijn Suit Supply-pak en merkte op dat zij Quote-mannen toch ook niet allemaal rijk waren. Maar dat was heel anders, vond hij. Zij schreven over belangrijke zaken, en dat kon kloppen, want ze waren zelf ook belangrijk.

Het waren goede tijden voor mannen. Niet alleen konden zij beslissen over wat mooi was en wat niet, ze wisten ook dat zijzelf immuun waren voor dat oordeel, want zij hadden de macht in handen. Ze regeerden de wereld van het geld, van business en politiek, en dus de wereld. Het was het begin van een nieuw millennium dat volgens economen de eeuw van de vrouw zou worden, maar vooralsnog was er geen vrouw in de Nederlandse boardroom te vinden en ook in de politiek zaten beduidend meer mannen dan vrouwen. De Jort-kloon die vond dat wij Elle-vrouwen in tegenstelling tot hem over onbeduidende zaken schreven en daar bovendien geen recht toe hadden want we waren niet mooi genoeg, redeneerde volgens een logica waar niemand toen een wenkbrauw voor optrok: de wereld draait om geld en geld is een mannenzaak, en vrouwen moeten vooral mooi zijn.

Luttele jaren later verscheen in The Atlantic een coverartikel van Hanna Rosin dat het einde van deze wereldorde aankondigde. Het droeg de weinig aan de verbeelding overlatende titel The End of Man en ging over de opmars van vrouwen in business en politiek. Dankzij de feministische strijd voor gelijkheid hadden vrouwen in korte tijd de arbeidsmarkt veroverd en was ook het grootste deel van de leidinggevenden vrouw. Maar wat, vroeg Rosin zich af in dit artikel dat twee jaar later een boek werd, als gelijkheid niet het einddoel is? Wat als vrouwen op weg zijn de macht over te nemen?

Ons moderne, post-industriële tijdperk staat onverschillig tegenover het fysieke overwicht van mannen

Rosin werpt de vraag niet voor niets op, de tekenen waren er toen al en zijn er nog steeds. Ons moderne, post-industriële tijdperk, schrijft Rosin, staat onverschillig tegenover het fysieke overwicht van mannen. Het gaat niet meer om brute kracht, maar in onze technologische diensteneconomie draait het meer dan ooit om emotionele intelligentie en communicatieve vaardigheden.

Het is ook wat ik de afgelopen jaren heb gezien toen ik me verdiepte in het Nederlandse bedrijfsleven. Bedrijven liggen in toenemende mate onder een maatschappelijk vergrootglas. Ze kunnen niet meer straffeloos graaien, niet meer geld maken van lucht, het wordt steeds lastiger voor ze om Ethiopische kinderarbeiders uit te buiten en tropische regenwouden te kappen, of om hun belangrijkste zaken in de stripclub te doen. Van bedrijven wordt een ander soort leiderschap gevraagd. Niet meer het agressieve, competitieve type dat lange tijd gold als stoer en werd gecultiveerd in series als Mad Men en films als The Wolf of Wallstreet, maar een humaner leiderschap dat oog, empathie en respect heeft voor anderen en de aarde.

Het is niet moeilijk te zien welke redenering Hanna Rosin volgt als ze hierin de nakende overmacht van vrouwen ziet: het agressieve, competitieve type leiderschap geldt volgens maatschappelijke normen als masculien, terwijl emotionele intelligentie en oog voor anderen eerder wordt toegeschreven aan vrouwen. En inderdaad gaat deze ontwikkeling gepaard met een opmars van vrouwen in de boardroom: hier is in toenemende mate plaats voor de HR-manager en de communicatiemanager, en dat zijn meestal vrouwen. Het zou zelfs kunnen, schrijft Rosin, dat vrouwen meer zijn toegesneden op de moderne toekomst dan mannen. Oftewel: hier nadert het einde van de man.

Feminisme gaat over vrijheid, de vrijheid om te worden wie je bent

Maar voordat de mannen in de zaal nu afhaken uit angst voor radicaal feminisme: Rosin noch ik wil het einde van de man. Ik hou van mannen en ik zou het dodelijk saai vinden zonder hen. En ja, ik afficheer mijzelf ook als feminist. Sommigen menen dat mij dat kwalificeert als activist die erop uit is om mannen uit te roeien, maar het is een misvatting te denken dat feminisme daarom gaat. Feminisme gaat wat mij betreft over vrijheid, de vrijheid om te worden wie je bent, niet om het inwisselen van de ene dominantie voor de andere. En dat hoeft ook geenszins. Zoals Rosin terecht opwerpt in haar essay is het de vraag of vrouwen van nature empathischer en emotioneel intelligender zijn dan mannen. Het is een aloude vraag, die vaak wordt opgeworpen in de discussie over gendergelijkheid. Laat de mannelijke dominantie over vrouwen zich verklaren door biologische verschillen? Is het nature of nurture?

Het eerste, mailden veel mannelijke lezers van het Financieele Dagblad mij toen ik in deze krant een column had over de verschuivende man-vrouwverschillen. Vrouwen zijn nu eenmaal geboren om te baren, en dus om voor de kinderen te zorgen. Dat was zo ongeveer de strekking van hun overtuiging. En dus moesten mannen het werk doen en de wereld regeren, want dat viel niet te combineren met de zorg voor een gezin. En daarbij zijn vrouwen ook minder goed in onderhandelen, ze kunnen niet hard werken, ze zijn minder goed met geld en zijn te emotioneel voor zaken.

Wie niet verder kijkt dan de oppervlakte, zou zomaar kunnen denken dat deze redenering hout snijdt. Het zijn stereotypen die gretig worden bevestigd door reclames – want herkenbaar – maar ook door de feiten: vrouwen werken vaker in deeltijd, ze verdienen minder geld dan mannen, ze zijn nog altijd vaak degene die de meeste verantwoordelijkheid draagt voor het huishouden en de zorg voor de kinderen.

Vrouwen zijn niet van nature minder goed in kaartlezen en de vaatwasser inruimen dan mannen

Maar de wetenschap wijst steeds vaker uit dat deze statistieken niets te maken hebben met nature. Uit de psychologie noch uit de neurologie blijkt een meetbaar verschil tussen het vrouwenbrein en het mannenbrein, en daar wordt de laatste jaren echt veel onderzoek naar gedaan. Zoals neurowetenschapper Gina Rippon vorig jaar schreef in haar boek The Gendered Brain: The New Neuroscience that scatters the Myth of the female brain hebben vrouwen niet meer aanleg voor talen, ze zijn niet van nature minder goed in wiskunde of getalletjes, ze zijn niet minder goed in kaartlezen en de vaatwasser inruimen dan mannen.

Waar komen dan die verschillen vandaan? Want die zijn er. Toen ik deze bundel Sfinx ging maken, verliep dat opvallend anders dan bij de vorige bundel Wolf over de vrouw. Bij Wolf was er op een enkele columnist na geen vrouw die nee zei op mijn vraag of ze een essay wilde schrijven over vrouwelijkheid en de vraag in hoeverre de vrouwelijke autonomie wordt beperkt door maatschappelijke en systemische invloeden. Ook niet toen ik zei wat dat schoof: bitter weinig. Bij Sfinx daarentegen was dat laatste reden voor een aantal mannen om beledigd te weigeren. En ook het proces verliep anders. Ging ik met de vrouwen uitgebreid koffiedrinken om te praten over de bundel en hun bijdrage hieraan, bij de mannen waren er een paar die mij kort en bondig antwoordden met ‘ok’ en de datum waarop ik hun epistel kon verwachten. Geen vraag naar wat mijn ideeën misschien waren, of wat er verder nog in de bundel kwam, en of hun idee een beetje paste bij de verwachtingen. En waar ik bij Wolf ruim voor de deadline een enkele mail kreeg van een auteur die sorrysorrysorry haar stuk niet tijdig af had want de kat van de buren was dood en oma was ziek en er was een nicht die moest worden verhuisd, dus of het heel misschien twee dagen later mocht worden ingeleverd, ontving ik van sommige mannelijke auteurs een dag voor de deadline simpelweg een mail met de mededeling dat het stuk twee weken later kwam.

Hoe typisch ook, deze verschillen komen dus niet voort uit een vermeende overdaad aan testosteron bij mannen en een gebrek daaraan bij vrouwen. Het komt, schrijft Rippon, voort uit wat zij een ‘gendered world’ noemt. Een wereld waarin meisjes een roze kamer krijgen en jongens leren dat roze voor meisjes of voor mietjes is. Een wereld waarin meisjes poppen krijgen en een knuffel als ze van de schommel lazeren, en jongens een voetbal en een klap tegen de schouder – kom op, niet huilen jongen. Een wereld waarin vrouwen worden geacht mooi te zijn en mannen machtig.

Simone de Beauvoir

Daarmee schrijft Rippon niks nieuws. Ze levert alleen wetenschappelijk bewijs bij wat Simone de Beauvoir al in 1949 opschreef in De Tweede Sekse: vrouwen worden niet als vrouw geboren, maar tot vrouw gemaakt. Dankzij dit destijds baanbrekende inzicht zijn talloze feministen zich gaan buigen over de vraag hoe vrouwen dan tot vrouw worden gemaakt, welke factoren in onze maatschappij, onze wetten en systemen vrouwen belet om te worden wie ze zijn. Dat is mooi, want daardoor zijn vrouwen steeds vrijer geworden. Daardoor zijn er steeds meer alternatieven voor vrouwelijkheid gekomen en kunnen vrouwen nu niet alleen meer moeder en echtgenote zijn, maar ook president, bankdirecteur of astronaut. Daardoor vertellen deze vrouwen in Elle nu niet meer (alleen) hoe ze zo slank blijven, maar ook en vooral hoe ze de wereld zien en hun weg erin vinden. Daardoor zijn vrouwen, zoals Hanna Rosin tien jaar geleden opmerkte, doorgedrongen tot in de machtigere gelederen van de samenleving. Maar hoe zit het met de mannen? Als vrouwen niet als vrouw worden geboren, worden mannen dan wel als man geboren? Als vrouwen niet per se emotioneler of empathischer zijn dan mannen, zijn mannen dan wel per se agressiever en ongevoeliger? Zijn mannen wel vrij om te worden wie ze zijn?

Nu de man wereldwijd in crisis is, kan het geen kwaad te heroverdenken wat feminisme eigenlijk betekent

Over deze vraag zijn nog maar weinig boeken en onderzoeken verschenen. Maar nu de man wereldwijd in crisis is, schrijft Maxim Februari in Sfinx, kan het geen kwaad te heroverdenken wat emancipatie en feminisme eigenlijk betekent. Het zou volgens hem over gelijkwaardigheid moeten gaan: le féminisme est un humanisme, en als vrouwen mensen zijn, zoals De Beauvoir schreef, dan mannen ook. En, zou ik daaraan willen toevoegen, als vrouwen vrij moeten zijn om te worden wie ze zijn, dan mannen ook.

Dus daarom is Sfinx er. Als tegenwicht tegen al die boeken over vrouwelijkheid, en de Quotes van deze wereld die nog altijd een stereotype beeld van de man uitdragen: een bundel over mannelijkheid, of liever wat dat dan ook is.

Net als met Wolf ben ik er superblij mee, en supertrots op. Eén verschil is er nog wel: die ene columnist die weigerde, weigerde omdat ze het een achterhaald onderwerp vond en zich niet als feminist wilde afficheren. Dat argument heb ik van geen enkele man gehoord.

Sfinx werd uitgegeven door uitgeverij Atlas-Contact en is oa verkrijgbaar bij bol.com.

1 Comment

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s