Dus ik ga in Het Financieele Dagblad een column over seks schrijven? De man kijkt me schuins aan van achter zijn titanium montuur. We staan op een borrel in De Blauwe Engel, thuisbasis van mannen zoals hij: mannen met een goede witteboordenmentaliteit, die bedrijfseconomie hebben gestudeerd in Leiden of aanverwant, die jaarverslagen op het nachtkastje hebben liggen en die het misschien best leuk vinden om met mij te babbelen op een borrel, maar wat moet ik precies in hun krant?
Helemaal ongelijk kan ik hem niet geven. Op mijn nachtkastje liggen geen jaarverslagen, maar essaybundels van Rebecca Solnit en Sheryl Sandberg. Ik heb geen bedrijfseconomie gestudeerd, maar Franse literatuur. In Parijs. En een jaartje in Leiden, maar daar bleek mijn idee van vrijheid onverenigbaar met het corporale monopolie. Ook wel: ik wilde nergens lid van worden. En dat bracht onder anderen de heren uit het huis naast mij ertoe maandenlang aan mijn deur te bellen met de vraag waarom niet, bij voorkeur ‘s nachts als de sociëteit dicht was en ze lallend naar huis langs het mijne liepen. Tot op de dag van vandaag begrijp ik niet waarom ik elke keer weer naar beneden slofte om die mannen – in ondergoed – uit te leggen dat ik simpelweg niet begreep wat er leuk is aan een club die vrouwen kippetjes noemt en tokkend van de trap laat stuiteren.
Maar ik dwaal af. We hadden het over seks. Althans, zo luidt kennelijk de verwachting. En ook dat snap ik. Ik heb vorig jaar een boek geschreven over vrouwen en seks, en sindsdien zit ik in het bakje Sexpert. Dat betekent dat als een meneer in Hollywood of Den Haag zijn tengels op een paar vrouwenbillen legt of als de indruk ontstaat dat Nederland preutser aan het worden is, ik word gebeld door radio of tv voor een quote. Dat doe ik met liefde, want ik ben tegen meneren die hun handen niet kunnen thuishouden, en ook tegen preutsheid. Maar dat betekent geenszins dat ik enkel en alleen nog over seks kan praten, of schrijven. Sterker, mijn boek gaat niet eens over seks. Zoals Oscar Wilde al schreef gaat alles over seks, behalve seks.
Seks gaat over macht. Over de macht van mannen over vrouwen, van vrouwen over mannen, maar vooral van vrouwen over zichzelf, en van mannen over zichzelf. Hoe autonoom zijn we werkelijk, hoe vrij om los te breken van verwachtingen, percepties en patronen? Daar gaat mijn boek over. Want als deze vraag zich ergens doet gelden, dan wel in het meest persoonlijke, intieme en kwetsbare dat we hebben.
En daar zal in zekere zin ook mijn column over gaan. Over macht. Over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen. Want die zijn aan het verschuiven. Het glazen plafond breekt. Of houdt hardnekkig stand, afhankelijk van wie je het vraagt. Vrouwen emanciperen zich, opnieuw, of nog steeds. Quatsch, vinden sommigen (m/v), de emancipatie is allang voltooid. Niet waar, roepen anderen (v), zwaaiend met de Female Board Index waaruit blijkt dat vrouwen nog altijd maar 6 procent van de top in het bedrijfsleven beslaan. We moeten een quota, schrijft Bercan Günel in We hebben al een vrouw. Een quota is een paternalistisch paardenmiddel, schrijft Barbara Baarsma in het FD, vrouwen moeten gewoon harder werken. Wie heeft gelijk? Beiden misschien. Al is Baarsma zelf ook het product van een quota, weet Günel mij te vertellen. Als Wiebe Draijer niet per se een vrouw wilde, was Baarsma nooit directeur Kennisontwikkeling van de Rabobank geworden – niettegenstaande dat ze de allerbeste kandidaat voor de job is. Dus of er nu een quota nodig is of niet: een revolutie is nodig, zo niet al gaande. Daarover zal ik schrijven.
Dat zal niet makkelijk worden, zegt de man in De Blauwe Engel. Je zult weerstand ondervinden. Ach. Dit keer heb ik in elk geval meer dan alleen mijn ondergoed aan. Maar elke week, vraagt hij nog bezorgd. Kun je elke zaterdag iets vinden om over te schrijven? Ik schenk hem mijn liefste lach. Maakt u zich daar maar geen zorgen over. En anders kan ik altijd nog over seks schrijven.
Mijn columns voor het Financieele Dagblad zijn hier te lezen.